wachten
Vertalingen
wachten
warten, erwarten, gewärtigen, harren, hausenwait, await, abide, expect, waitfor, abode, listenattendreesperarждатьattendere, fare i conti, aspettareيَنْتَظِرُčekatventeπεριμένωodottaačekati待つ기다리다ventepoczekaćesperar, aguardarväntaรอbeklemekchờ đợi等待等待 ('wɑxtə(n))werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd wachtte , voltooid deelwoord heeft gewacht
blijven waar je bent of niets doen totdat er iets gebeurt voor het stoplicht wachten Waar wacht je op? Ik wacht nog even met boeken totdat de reis definitief doorgaat. wachthokje
<dit zeg je als je opeens iets bedenkt> Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?
<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt> Het wachten is op de eerste dode.
je zullen overkomen Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?
niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz. Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!
<als bedreiging of waarschuwing> Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!
<dit zeg je als je opeens iets bedenkt> Wacht eens even... is dat niet onze nieuwe buurman?
<dit zeg je van iets dat je verwacht of waar je naar uitkijkt> Het wachten is op de eerste dode.
je zullen overkomen Wat voor rampen staan ons nog meer te wachten?
niet verlangen naar de komst van iets of iemand of hopen dat iets niet gebeurt, iemand niet komt enz. Op zo'n nieuw kookboek zit toch niemand te wachten!
<als bedreiging of waarschuwing> Wacht maar, ze zijn nog niet van me af!
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.
Collins Multilingual Translator © HarperCollins Publishers 2009