spreiden
Vertalingen
spreiden
bettenspread, layout, spreadoutétendre, échelonner, déployer, écarter, étaler (sur) (ˈsprɛidə(n))werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd spreidde , voltooid deelwoord heeft gespreid
1. (iets) verdelen (in de tijd of over mensen of een gebied) een betaling spreiden in de tijd de verantwoordelijkheid spreiden over drie bestuurders De bank wil functies spreiden over Amsterdam en Brussel.
2. uit elkaar en naar buiten toe bewegen je armen spreiden De vogel spreidde zijn vleugels.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.