opdringen

Vertalingen

opdringen

(ˈɔpdrɪŋə(n))
werkwoord
enkelvoud onvoltooid verleden tijd drong op , voltooid deelwoord heeft opgedrongen
tegen iemands zin aanbieden Hij ging een snoeischaar kopen, en heeft zich door de verkoper een elektrische grasmaaier laten opdringen.

opdringen

aufdrängen, aufdringen, aufnötigen, dringenimpose, force, foistimposer, contraindre, obliger, imposer (qc à qn), s'avancer, se presser en avant, coller (ˈɔpdrɪŋə(n))
werkwoord wederkerend
enkelvoud onvoltooid verleden tijd drong zich op , voltooid deelwoord heeft zich opgedrongen
ongevraagd aandacht opeisen je op een hinderlijke manier aan iemand opdringen De gedachte dat ik opgesloten zat drong zich plotseling op.
Kernerman English Multilingual Dictionary © 2006-2013 K Dictionaries Ltd.