briljant
Uiterlijk
- bril·jant
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘schitterend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1745 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | briljant | briljanter | briljantst |
verbogen | briljante | briljantere | briljantste |
partitief | briljants | briljanters | - |
briljant
- buitengewoon slim
- De briljante jongen had een schitterend rapport met allemaal negens en tienen.
- ▸ Op een paar details na is het werkelijk een briljant idee.[2]
- fonkelend licht gevend
- [1] geniaal, uitmuntend
- [2] briljant lichtoranje, briljant lichtrood, briljant oranje, briljantblauw, briljantgeel, briljantgroen, briljantrood
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | briljant | briljanten |
verkleinwoord | briljantje | briljantjes |
de briljant m
- slijpvorm voor onder andere diamant
- Een sieraad met briljant.
- [2] termen uit de edelsmeedkunst:
1. slijpvorm voor onder andere diamant
- Het woord briljant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "briljant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "briljant" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be